Na een redelijk relaxed ritje, waarbij we naast de Ikea in Budapest, natuurlijk ook het Sisi kasteel in Gödöllö aandeden, waar we een uitdagend poserende dame een fotoreportage zagen maken (zie foto), kwamen we ruim na de middag in Eger aan.
Hier wisten we spoedig de weg te vinden naar het hotel waar we vorig jaar ook in de Szépassony Völg (vallei van de mooie vrouwen) logeerden. En er waren nog kamers vrij.
Op naar de vallei om door de straat met wijnkelders te lopen om daar eens gebruik te maken van aller voorhanden zijnde faciliteiten, oftewel om goedkoop veel wijn te drinken. Iedere kelder heeft daar zijn eigen wijn, die je voor gemiddeld zo een 40 eurocent per glas kan proeven. De kwaliteit varieerd nogal per kelder.
Na een tijdje proeven werd het hongerbeest in ons wakker en moesten we op zoek naar een geschikt restaurant om dit beest te stillen. We vonden een restaurant, ook in kelder sferen, waarbij een nis in de booggrot gevuld werd met een zigeunerbandje dat nogal harde, maar wel plezierige muziek speelde. Na verloop van tijd kwam de zigeunerhoofdman ons een prive stukje vioolwerk weggeven, waarna hij nogal opzichtig een briefje van 1.000 Huf in de viool stopte. Toen we deze hint niet doorkregen, begon hij het stuk viool waar het briefje zichtbaar was, nogal irritant voor onze neus te houden tijdens het spelen, terwijl hij ons met een schaapse lach aankeek. Uiteindelijk zwichtten we en gaven we toe door hem een briefje te geven, waarna hij ons verder met rust liet.
Na het eten, wederom op bezoek bij de wijnkelders, waar het overgrote merendeel van de jeugd inmiddels de mond had warm gekregen en behoorlijk uitbundig zat te zingen. Zo brachten we in een wijnkeldertocht de rest van de avond door, waarbij we ook nog wat vrienden wisten te maken. Op zaterdag op naar het centrum voor het proeven van enkele wijnen van een ietwat hoger kwaliteitsniveau.